Overzicht

Wet van 20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1.

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. WIJZIGINGEN VAN HET BURGERLIJK WETBOEK

Art. 2.

Artikel 1322 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :

« Kan, voor de toepassing van dit artikel, voldoen aan de vereiste van een handtekening, een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de akte aantoont. »

Art. 3.

In boek III van hetzelfde Wetboek wordt, onder een titel XXI, met als opschrift « Kennisgeving », artikel 2281, opgeheven bij de wet van 15 december 1949, hersteld in de volgende lezing :

« Art. 2281. Wanneer een kennisgeving schriftelijk dient te gebeuren om door de kennisgever te kunnen worden aangevoerd, wordt ook een kennisgeving per telegram, telex, telefax, elektronische post of enig ander telecommunicatiemiddel dat resulteert in een schriftelijk stuk aan de zijde van de geadresseerde, als een schriftelijke kennisgeving beschouwd. Hetzelfde geldt wanneer de kennisgeving slechts daarom niet in een schriftelijk stuk resulteert aan de zijde van de geadresseerde omdat deze een andere wijze van ontvangst hanteert. De kennisgeving gaat in bij ontvangst ervan in de vormen genoemd in het eerste lid. Ontbreekt een handtekening in de zin van artikel 1322, dan kan de geadresseerde de kennisgever zonder onnodig uitstel verzoeken om een origineel ondertekend exemplaar na te zenden. Doet hij dit niet zonder onnodig uitstel, of gaat de kennisgever zonder onnodig uitstel op dit verzoek in, dan kan de geadresseerde het ontbreken van een handtekening niet aanvoeren. »

HOOFDSTUK III. WIJZIGINGEN VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK

Art. 4.

In artikel 32 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in punt 2° worden tussen de woorden « post » en « of » de woorden « , per fax of per elektronische post » ingevoegd;

2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « Een mededeling, kennisgeving of neerlegging die per gewone brief kan geschieden, kan eveneens geldig per fax of per elektronische post geschieden, voor zover de geadresseerde een faxnummer of elektronisch adres opgeeft, dan wel regelmatig gebruikt. Een mededeling, kennisgeving of neerlegging die bij een ter post aangetekende brief dient te geschieden, kan eveneens geldig per fax of elektronische post geschieden, mits dit een ontvangstbewijs oplevert vanwege de geadresseerde. »

Art. 5.

In artikel 52 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in het tweede lid worden de woorden « Een akte kan evenwel » vervangen door de woorden « Tenzij een handeling geldig per fax of per elektronische post kan worden verricht, kan zij »;

2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De datum van een handeling per fax of elektronische post wordt bepaald door het tijdstip van aankomst, ongeacht of de griffie op dat tijdstip toegankelijk is voor het publiek of niet. »

Art. 6.

Artikel 863 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 3 augustus 1992, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art. 863. In alle gevallen waarin de ondertekening vereist is voor de geldigheid van een proceshandeling, kan de nietigheid slechts worden uitgesproken indien de ondertekening niet wordt geregulariseerd ter zitting of binnen een door de rechter vastgestelde termijn. Het vereiste van de ondertekening staat er niet aan in de weg dat de handeling ook geldig per fax of per elektronische post kan worden verricht, maar de rechter kan op verzoek van een partij die daar belang bij heeft de auteur van de handeling bevelen de ondertekening te bevestigen. »

HOOFDSTUK IV. INWERKINGTREDING

Art. 7.

De Koning stelt de datum van de inwerkingtreding van de artikelen 4 tot 6 van deze wet vast.